Zondag 26 januari 2024 PG Doezum.
“Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de
Meditatie: pastor H. J. van der Wal, Urk.
maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt...”
(Psalm 8, vers 4)
Meditatie
Dit jaar is het precies 1700 jaar geleden dat in het westen van het huidige Turkije het eerste
oecumenische concilie gehouden werd. Deze algemene kerkvergadering in de stad Nicea
werd in 325 na Christus bij elkaar geroepen door keizer Constantijn om vragen te
beantwoorden die gerezen waren in de vroege kerk: “Wie is Jezus nu precies?” en “Hoe
verhoudt Jezus Christus zich tot God de Vader en de Heilige Geest?” Op het concilie van
Nicea werd de eerste versie vastgesteld van de belijdenis die wij later de geloofsbelijdenis
van Nicea-Constantinopel zijn gaan noemen. In de Hervormde Kerk is het de gewoonte dat
deze belijdenis vaak op de grote feestdagen gelezen wordt. Dit jaar wil ik een aantal keren
aandacht besteden aan deze geloofsbelijdenis waarmee de Kerk van oost en west nog steeds
haar geloof belijdt.
Net als in de apostolische geloofsbelijdenis wordt het geloof beleden in de drie-enige God:
Vader, Zoon en Heilige Geest. De geloofsbelijdenis van Nicea begint met de belijdenis dat
“wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle
zichtbare en onzichtbare dingen”.
Als christenen geloven wij dus dat er slechts 1 God is.
Deze God staat aan het begin van alles wat er bestaat. Niet alleen de dingen die wij om ons
heen kunnen waarnemen - de dieren, de planten, de hemel, etc. - maar ook de dingen die
voor ons onzichtbaar zijn, zoals de engelenwereld, zijn door Hem geschapen. Direct aan het
begin van de Bijbel lezen wij in Genesis 1 en 2 hoe God alle dingen goed geschapen heeft.
Nu kan het geloof in God als Schepper nog vrij abstract en algemeen blijven. Er zijn genoeg
mensen die, wanneer ze naar de schoonheid van de natuur kijken, zeggen dat er “iets
goddelijks” moet zijn dat boven alles staat. Ook de moslims geloven in 1 god en ook zij
belijden dat er 1 schepper is van hemel en aarde. Een almachtige God die alles gemaakt
heeft, kan ook een god op afstand blijven die voor je gevoel weinig met jouw eigen leven van
doen heeft. Als wij met de woorden van de geloofsbelijdenis van Nicea ons geloof belijden
dan moeten wij dat echter niet alleen met ons hoofd maar ook met ons hart doen. De
geloofsbelijdenis is niet zomaar een oude theologische tekst, maar wil ons helpen om
woorden te geven aan onze persoonlijke relatie met de God die zich in de Bijbel aan ons
openbaart en die niet verandert. De God die wij belijden, is niet een willekeurige god met
een kleine letter. Het is de HEERE die zich persoonlijk bekend maakt en die ónze God wil zijn.
Het woord “Vader” in de eerste regel van de geloofsbelijdenis leert ons een aantal
belangrijke lessen. Wij mogen de Schepper van hemel en aarde kennen als onze Vader. Dat
dit mogelijk is, komt doordat Hij in eeuwigheid Vader is. Dit komt in het geheel van de
geloofsbelijdenis tot uitdrukking in het feit dat wij ook ons geloof belijden in de Zoon en de
Heilige Geest. Voor de aanvang van alle dingen was God in zichzelf al Vader, Zoon en Heilige
Geest. In Jezus Christus is God de Zoon naar ons toe gekomen en heeft Hij ons de Vader
bekend gemaakt. God is zelf afgedaald in Zijn eigen schepping. Jezus Christus is Gods
eniggeboren zoon. Hij is echter gekomen om ons te zoeken. Door het verzoenend lijden en
sterven van Christus kunnen wij weer een relatie hebben met de almachtige God.
Uiteindelijk is het de Geest die ons als kinderen doet zeggen: “Abba, Vader”.